Het schild van Mechelen
In de 14de en de 15de eeuw was Mechelen een “heerlijkheid”.
In de dagen dat Margareta van Oostenrijk (1480- 1530) hier haar hof hield, profileerde de stad zich als een artistiek en politiek centrum in Europa.
Nog steeds ligt ze met haar mooie gebouwen uit die tijd als een parel in het Belgische landschap.
De aantrekkingskracht van Mechelen
De aantrekkingskracht van Mechelen heeft door vele eeuwen heen allerlei mensen aangetrokken. Al in de zevende eeuw vormden zich kloostergemeenschappen aan de veelarmige rivier de Dijle.
In 1473 werd het de zetel van het hoogste gerechtshof van de Nederlanden. Later onder de regeer periode van Margareta van Oostenrijk kwamen musici, architecten, beeldhouwers, schilders, dichters en denkers uit de omringende landen, waaronder de humanist Erasmus met wie Margareta een grote band had.
Aan de grote markt ontmoetten rechtsgeleerden, staatslieden, geestelijken en ondernemende burgers elkaar, en werd Mechelen In 1559 de standplaats van de aartsbisschop.
De eerste trein van Europa reed hier in 1835 binnen. En ook nu nog, als je door Belgiƫ met de trein naar Brussel reist, stopt ze in Mechelen.
De geneugten van Mechelen
Een van haar bijzondere geneugten is voor mij de sfeer van haar centrum. Hier voel ik een blije vrouwelijke energie, die een ontspannen en vredige invloed op mij heeft.
Ik kijk graag naar het eenvoudige Schepenhuis, de grote Markt en haar terrasjes, smul er van bonbons en koffie met slagroom. Ook de kleur en de smaak van het Karolingische bier zijn hier niet te versmaden. Het liefst zit ik op een van de terrasjes bij de hoge Rombout toren.
Bij deze toren is de energie van de zon het sterkst voelbaar. Een levenschenkende energie die aan de vrouwelijke trilling op en in de aarde ruimte geeft. Het is geen toeval dat Margareta van Oostenrijk zich hier thuis voelde en een goede voedingsbodem vond om haar idealen te verwezenlijken. Nog steeds bloeit hier het culturele leven.
Al sinds het einde van de negentiende eeuw komen mensen naar Mechelen om op een zomer avond in de openlucht naar de beiaardier in de Rombout toren te luisteren. Leerlingen van over de hele wereld komen naar de vermaarde beiaardschool, die in een schitterend huis in de regence stijl gevestigd is.
Het is heerlijk toeven in het regelmatig zingen van de klokken. Zij strooien klanken van licht, hoog vanuit de toren, in dit bijzondere stadje.
De vrijheid van Mechelen
In Mechelen proef ik een sfeer van vrijheid, die vergelijkbaar is met het spelen in een zandbak.
De liefde van Mechelen
In Mechelen heb ik al schilderend ervaren dat het mogelijk is dat de tijd alle wonden heelt.
Groeiend in de tijd samen met de aarde, zijn we nu in staat alles in een ander licht te zien en vrij te komen van oordeel.
In het licht van deze liefde, kunnen wij opnieuw onze harten openen voor veranderingen, die de liefde kunnen laten bloeien in onze steden.
Margaretha van Oostenrijk
Na de dood van haar derde man, kwam zij als zevenentwintig jarige naar Mechelen van waaruit zij, in opdracht van Karel de vijfde, regeerde over de Nederlanden.
Samen met de franse koningin sloot zij in 1929 de “damesvrede”. Daardoor kwam er een pauze in de strijd tussen de keizer en de Franse koning.
Voor Margareta was kunst een belangrijk onderdeel van de politiek. Mechelen werd een bakermat voor bouw en schilderkunst en over de hele wereld beroemd vanwege haar wandtapijten.
Een bijzondere plaats aan haar hof nam de muziek in. Nog steeds worden de prachtige polyfonische composities van haar hofcomponist Pierre de la Rue ten gehore gebracht.
De ziel van de Begijnenkerk
De Begijnhofkerk zoals zij nu te betreden is, werd in 1637 in gebruik genomen.
Het bijzondere aan haar is dat zij, ondanks de mannelijke invloed vanuit het roomse kerkgebeuren, een heel eigen vrouwelijke energie heeft weten te behouden.
In een geruststellende sfeer opent ze haar hart en tilt ze je op in de trilling van goddelijke genade, die onbeperkt en overvloedig stroomt.
Hemel op aarde, aarde in de hemel.
De eenheid is voelbaar.
Even ben ik niet afgeleid.
De begijn
Rond 1245 woonde een aantal alleenstaande, zelfstandige vrouwen in het Groot Begijnhof, een stadje in de stad, met eigen poorten. Ook was er een Klein Begijnhof in de buurt van de Sint Romboutskerk.
De vrouwen hadden zich op deze plekken verenigd om, vrij van elke kloostergelofte, samen in afzondering te leven. Zij waren hiertoe genoodzaakt omdat de kerk hen verbood verspreid te wonen.
De begijnen waren van onschatbare waarde voor de infrastructuur van de stad, die voor een groot deel door hen werd beheerd.
De rijkere onder hen, vaak intellectuele vrouwen, bewoonden een eigen huisje, terwijl armere begijnen samenwoonden in conventen.